Te uitgeblust om extra gas te geven
Voor jonge ouders is het slopend om non-stop productief te moeten zijn, ondervindt Sofie Peeters. Kun je mensen die nu al op hun tandvlees zitten echt vragen om nog harder en flexibeler te werken?
‘Mama, ik heb kaka gedaan!’, riep mijn kleuter door de digitale stemmen van de videovergadering. De eerste keer was dat grappig. De collega’s reageerden met een minzame glimlach, ikzelf verwijderde me met verontschuldigende blik uit het kader op mijn laptop, mezelf inpeperend dat dit toch werkelijk niet professioneel overkwam. Terwijl ik de prompt aangeboden kleuterbilletjes afveegde, nam ik me plechtig voor mijn privéleven tijdens die drie weken durende lockdown beter te scheiden van mijn werk. Elf chaotische weken later kunnen we daar eens goed mee lachen.
Dat de kleuterscholen vandaag hun poorten weer openen, is voor veel jonge ouders een enorme opluchting. Velen combineerden hun werk met de opvang van een of meerdere kinderen. Ieder op zijn manier. De één stond voor dag en dauw op om mails te beantwoorden, de ander werkte tot een kot in de nacht nadat hij zijn kinderen in bed gelegd had. Videovergaderingen die níét onderbroken werden door kleutergejammer bleken eerder uitzondering dan regel.
Wij zullen doorgaan? Akkoord. Maar non-stop productief moeten zijn, door de combinatie van werk, huishouden en jonge kinderen: het bleek slopend. Uit de corona-enquête van de Gezinsbond, afgenomen na zes weken coronacrisis, bleek dat 40 procent van de ouders van 4- tot 6-jarigen toen al op zijn tandvlees zat. Als de kinderen nog jonger waren (0 tot 3-jarigen), steeg dat cijfer naar 50 procent. Ook gold: hoe jonger de kinderen, hoe minder productief de ouders waren en hoe meer conflicten binnen het gezin. Jonge ouders hebben het gevoel tekort te schieten, als ouder en als werkkracht.
Isolatie en huidhonger
Al hoef je geen jonge, werkende ouder te zijn om nu op je tandvlees te zitten. Uit onderzoek van wetenschappelijk instituut Sciensano bleek dat het aantal Belgen met angstklachten en depressieve gevoelens al na drie weken crisis sterk was gestegen. De hele bevolking werd blootgesteld aan de angst om ziek te worden of een dierbare te verliezen aan covid-19, maar ook aan controleverlies, beperkt sociaal contact en onzekerheid over de toekomst. Bij de een hakte dat er al dieper in dan bij de ander. Alleenstaanden kregen er een portie isolatie en huidhonger bovenop. Jongeren smeten zich op Tiktok om niet te verglijden in een depressie. Stedelingen liepen de muren op.
Intussen probeerde iedereen naarstig de boel draaiende te houden. Blijven werken, blijven studeren. Vaak onder één dak. Met het nodige conflict. De meldingen van huiselijk geweld piekten. Leerkrachten deden kunst- en vliegwerk met noodopvang, digitale lespakketten en steeds veranderende toekomstplannen. En het gemaskerde leger zorgpersoneel kan na maanden strijd nu zelf ook dringend verzorging gebruiken.
Back to business?
Groot was dan ook mijn verbazing toen ik vorige week de oproep las van Wouter De Geest, de voorzitter van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka, om na de crisis vooral geen rust te nemen. ‘We zullen deze zomer – als dat virus afzwakt en de economie weer zuurstof krijgt – toch niet massaal met verlof gaan en alles weer stilzetten?’, klonk het. We zouden harder en flexibeler moeten werken.
Zo zou het aantal jaarlijkse, vrijwillige overuren omhoog moeten van 100 naar 220 uren, zonder extra loon of inhaalrust. Want ja, stel dat de vraag stijgt, dan moet die toch worden beantwoord zonder dat we mensen moeten vergoeden voor die inspanningen? Die mentaliteit hoor ik ook weerklinken in stemmen rond me: ‘De scholen zijn weer open. Nu heb je vast tijd om weer extra gas te geven op je werk?’ Of ‘Die qualitytime met de kinderen zal je wel deugd gedaan hebben, maar nu weer back to business!’
Dat gaat voorbij aan de enorme inspanningen die de afgelopen maanden geleverd zijn en de aanslag op ons collectieve mentale welzijn. Uit het ‘Zorgen voor morgen’-actieplan van minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) blijkt dat hij een golf van psychisch trauma, mentale aandoeningen en burn-out verwacht tot lang na de normalisatie van onze maatschappij. Is dit dan het moment om weer ‘gas te geven’? Om mensen gratis overuren te laten kloppen om de economie aan te zwengelen? Zullen we blind weer de ratrace instappen en bij aanvang het rad meteen een extra stevige draai geven?
Begrijp me niet verkeerd: wie snakt naar hard werken, uit financiële of mentale noodzaak, moet zeker een veilig en flexibel kader krijgen om dat te kunnen doen. Maar lang niet iedereen staat al fluks en opgeladen klaar aan de start. Laten we dus aandacht hebben voor de psychologische impact van de afgelopen maanden. Anders wacht ons na de coronacrisis straks ook een mentale pandemie.
(De Standaard, 2020)